SERVICE - VEILIGHEIDSKEURING[image;3;910|NL|noLink|nvt|] | ||
ARBO-VERANTWOORDELIJKHEID Inleiding In de arbo-regelgeving is de werkgever in principe verantwoordelijk voor alle zaken rond veiligheid op de werkplek. Veel van deze verantwoordelijkheden zijn voor werkgevers niet meer zelfstandig waar te maken. Het in veilige staat houden van mobiele arbeidsmiddelen is vanwege de geavanceerde techniek praktisch een zware verantwoordelijkheid, waarvoor werkgevers deskundige derden moeten inhuren. Hierbij is de wettelijke keuringsplicht en de wettelijke voorgeschreven deskundigheid van belang.
1. Wettelijke keuringsplicht Artikel 7 lid 4a schrijft voor: ‘De werkgever ziet erop toe dat de arbeidsmiddelen die onderhevig zijn aan invloeden die leiden tot verslechteringen welke aanleiding kunnen geven tot het ontstaan van gevaarlijke situaties, worden onderworpen aan periodieke keuringen en, in voorkomend geval, aan periodieke proeven, door deskundige personen in de zin van de nationale wetgevingen en/of praktijken’.
Gezien de steeds groter wordende technische diversiteit van de verschillende merken, dienen keuringen conform de specificaties van de fabrikant uitgevoerd te worden. Het periodiek keuren van machines die aan slijtage onderhevig zijn, is dus verplicht.
Verder is de vraag ‘hoe definiëren we periodiek’ van belang. Algemeen wordt hierbij nadrukkelijk als ondergrens één keer per jaar gehanteerd. Afhankelijk van sterk verhoogde inzetcondities en -duur dient de keuringsfrequentie verhoogd te worden.
Omdat de wetswijziging van kracht geworden is per 5 december 1998 spreekt het voor zich dat machines met een normale inzetduur uiterlijk per 5 december 1999 gekeurd dienen te zijn.
Voor een juiste invulling van de definitie ‘deskundigen’ is het noodzakelijk, dat de keurmeester naast algemene vaktechnische deskundigheden ook beschikt over toegang tot de expertise van de fabrikant, hetgeen betekent dat de keurmeester regelmatig de fabriekstrainingen volgt, beschikt over de actuele manuals van de fabrikant en beschikt over meetgereedschappen, die gekalibreerd zijn volgens de specificaties van de fabrikant. Onze Keurmeesters voldoen aan al deze deskundigheidseisen.
| 2. Montage en demontage volgens aanwijzingen van de fabrikant, Genoemde richtlijn meldt onder artikel 7.5. lid 4: ‘Montage en demontage van een arbeidsmiddel vindt op veilige wijze plaats, met inachtneming van de eventuele aanwijzingen van de fabrikant.’
Het spreekt voor zich, dat als de wetgever voorschrijft, dat bij montage en demontage de aanwijzingen van de fabrikant in acht genomen moeten worden, dit ook moet gebeuren bij het uitvoeren van veiligheidskeuringen.
In onze definitie van “deskundig” is aan art. 7.5 lid 4 voldoende uitwerking gegeven. Volmondig kan dan ook verklaard worden, dat middels een uitgevoerde veiligheidskeuring voldaan is aan alle van toepassing zijnde ARBO-regelgeving m.b.t. de veiligheid, en de gekeurde machine voldoet aan de fundamentele veiligheidseisen van de machinerichtlijn. De kanttekening “m.b.t. de veiligheid” is nodig, omdat de Arbo-regeleving naast veiligheidsvoorschriften ook een aantal gezondheidsaspecten omvat. De keuring heeft vanzelfsprekend geen betrekking op gezondheidsaspecten zoals het inzetten van een verbrandingstruck in gesloten ruimtes, ergonomische aspecten rond de stoel e.d.
Verder moet aangetekend worden, dat een keuring een momentopname is. Dat betekent, dat als er met de heftruck een ongeval is gebeurd (kantelen, botsing, van de laadbrug gevallen e.d.) er -alvorens een dergelijke truck in gebruik genomen wordt- eerst een veiligheidskeuring moet worden uitgevoerd, hetgeen overigens ook is voorgeschreven in art. 7.4a lid 3 van het arbo-besluit.
Juridische consequenties. Art. 7.4a lid 2 is van kracht geworden per 5 december 1998, dus extreem gesteld is een werkgever pas in overtreding als op 5 december 1999 geconstateerd wordt, dat de mobiele arbeidsmiddelen niet zijn gekeurd. Deze overtreding is een economisch delict.
Afkeur Als er inmiddels wel door een deskundige keuringen zijn uitgevoerd, waarbij afkeurpunten zijn geconstateerd, dan dienen deze afkeurpunten per direct gerepareerd te worden. Gebeurd dit niet, dan ontstaat de situatie, dat de werkgever opzettelijk | onveilige mobiele arbeidsmiddelen aan zijn werknemers beschikbaar stelt. Het maakt hierbij niet uit dat de betreffende arbeidsmiddelen slechts spaarzaam ingezet wordt (b.v. 2 uur per week) of slechts heel beperkt belast wordt (een twee-en-een-half-tons-heftruck waarmee lasten van max. 200 kg worden getild). Ook deze overtreding wordt aangemerkt als een economisch delict.
Mocht met een dergelijke arbeidsmiddel een ongeval met letselschade ontstaan, dan is het enerzijds zo dat de verzekering –in het kader van de WAM-verzekering elke claim zal afwijzen en verder wordt een strafrechtelijke procedure in gang gezet.
Handhaving De handhaving van de arbo-regelgeving is neergelegd bij de arbeidsinspectie. Het sanctiebeleid dat de arbeidsinspectie ter beschikking staat is aanmerkelijk verruimd. Het oude beleid bevatte twee mogelijkheden, namelijk een waarschuwing dan wel het stilzetten van de machine. M.n. de laatste maatregel werd vanwege de ingrijpende gevolgen slechts spaarzaam ingezet, waardoor de arbeidsinspectie enigermate als een papieren tijger overkwam.
Boeteoplegging De wijziging zoals die in de nieuwe Arbo-wet zijn vastgelegd, houdt in, dat de inspecteur meer mogelijkheden tot corrigeren heeft. Naast waarschuwen kan de inspecteur van de arbeid ook met geldboetes werken; het lik-op-stuk beleid. In beleidsregel 33 heeft de overheid een uiteenzetting gegeven over het stelsel van boetoplegging. Hieruit blijkt, dat de normboete voor het werken met een ongekeurde machine 1000 Euro bedraagt. Afhankelijk van het aantal overtredingen, recidive en omvang van het bedrijf, kan deze boete maximaal 12.000 Euro bedragen. |
| ||
CONTACT
| ROUTE
| BERICHT ONS
|